2.Waar moet de ruiter rijden, wanneer hij de rijbaan volgt?
Als de openbare weg een rijbaan heeft, mag elke bestuurder die rijbaan volgen, zo dicht mogelijk bij de
rechter kant."Zo er geen fietspad is mogen bestuurders, buiten de bebouwde kommen, de gelijkgrondse volgen
die rechts in hun rijrichting liggen, op voorwaarde dat zij de andere weggebruikers niet in gevaar brengen."
3.Is het toegelaten met meerdere ruiters naast elkaar te rijden?
-Op openbare wegen met een verharde rijbaan mag men twee aan twee rijden.
-Op een openbare weg zonder rijbaan, zoals aardewegen, bospaden, mag men met meerdere ruiters naast elkaar rijden.
4.Welke zijn de voorrechten van de ruiters tegenover de bestuurders van motorrijtuigen?
"Elke bestuurder moet vertragen wanneer hij treklast- en rijdieren of vee op de openbare weg nadert. Hij moet stoppen indien deze dieren tekenen van angst vertonen."
5.Wat moet de ruiter doen wanneer hij een andere ruiter kruist?
-hij moet naar rechts uitwijken, desnoods uiterst rechts.
-Men zal daarvoor het liefst naar stap overgaan.
6.Wat moet men doen wanneer men 1 of meerdere ruiters van een andere stal of groep wil oversteken?
-Bij het naderen van de ruiters naar stap overgaan. Zich door navraag vergewissen of het veilig is door te rijden in draf of galop, zonder het risico dat sommige paarden zouden meevertrekken in de galop en zo de ruiters in gevaar brengen.
-In ieder geval van ontmoeting zullen de ruiters mekaar hoffelijk groeten en zo mogelijk tot hulp bereid zijn.
7.Welke voorangsregels gelden op het kruispunt van twee aardewegen?
-Rechts gaat voor
8.Wat moet de ruiter doen indien hij zich, op de openbare weg, ten aanzien van spoorvoertuigen bevindt?
-Hij moet de doorgang vrijlaten door te stoppen of zo vlug mogelijk de weg vrij maken.
9.Welke zijn de omstandigheden waarmee een ruiter rekening moet houden bij het bepalen van de gang die hij zijn rijdier oplegt?
-De plaatsgesteldheid.
-De bellemering van het verkeer.
-Het zicht.
-De staat van de weg en van het wegdek.
-Het karakter en de geaardheid van het dier dat hij bereidt.
10.Wat voorziet de wegcode voor de gangen van aangespannen of bereden dieren in de bebouwde kom?
-Laten galopperen is verboden, in de bebouwde kom
11.Hoe moet een persoon die met een paard rijdt of aan de hand leidt een richtingsverandering aanduiden?
Hij moet zijn voornemen tijdig en duidelijk kenbaar makendoor een teken met de arm. Zodra de richtingsverandering uitgevoerd is, moet het teken ophouden.
12.Wat moeten de ruiters doen indien zij hun rijdieren alleen willen laten?
Bij het of de rijdieren die op de openbare weg worden achtergelaten moet steeds een begeleider of een bekwame bewaker toezicht houden. Het bij middel van de teugels de dierenvastleggen aan een vast inrichting, kan niet als een voldoende maatregel beschouwd worden om ongevallen te voorkomen, gezien de broosheid van de teugels, de kracht van het paard en de mogelijkhied dat het rijdier op de openbare weg opgeschrikt kan worden door allerhande geluiden og bewegende voertuigen, weggebruikers, enz...
13.Wanneer en op welke manier moet een rijdier verlicht worden indien de ruiter van de openbare weg gebruik maakt?
Tussen het vallen van de avond en het aanbreken van de dag of in alle omstandigheden
wanneer de zichtbaarheid minder dan 200 meter is, moet zijn rijdier van voren een wit en van achteren een rood licht dragen. Deze twee lichten mogen in één toestel verenigd zijn. Dit toestel, wit of geel aan de voorzijde en rood aan de achterzijde wordt links van het rijdier geplaatst of gedragen. Praktisch gezien is het dragen van een lamp bevestigd aan de linkerarm of het linkerbeen van de ruiter de meest doeltreffende en veilige manier om de voorschriften van het verkeersreglement na te leven. Het is ook aangeraden om reflecterende banden te dragen.
14.Moet een stilstaand ruiter verlicht worden op de openbare weg?
Ja, op dezelfde manier als een rijdende ruiter.
15.Op welke manier moet een kolonne ruiters verlicht worden wanneer zij de rijbaan volgt?
Wanneer de ruiters een niet militaire kolonne of een niet door de overheid toegelaten stoet vormen, genieten zijn van geen enkel uitzonderheidsrecht in het verkeersreglement; elke ruiter moet een afzonderlijke verlichting dragen.
Een groep ruiters, vergezeld van een begeleider en die gebruik maakt van een weg die niet voorzien is van een rijbaan en waar zij aldus naast mekaar mogen rijden, moet voorzien zijn van de reglementaire verlichting: wit of geel vooraan en rood achteraan. Deze moet zich aan de linkerzijde van de kolonne bevinden.
Indien de lengte van de kolonne of van de stoet het vereist, moet de flanken door één of meerdere witte of gele lichten gesignaleerd worden, Zodanig dat in de flank opduikende bestuurders zich duidelijk rekenschep kunnen geven van de aanwezigheid van de stoet of van de kolonne.